De of het taaleenheid?
De taaleenheid
Is het de of het taaleenheid
In de Nederlandse taal gebruiken wij de taaleenheid.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: language unit
Deutsch: Spracheinheit | Bekijk of het der of die Spracheinheit is.
Français: unité de langue | Bekijk of het Le o La unité de langue is.
Jou of jouw: jouw taaleenheid
Buigings-e:
Mooi of mooie taaleenheid
Groot of grote taaleenheid
Half of halve taaleenheid
Grappig of grappige taaleenheid
Leeg of lege taaleenheid
leuk of leuke taaleenheid
Vet of vette taaleenheid
Snel of snelle taaleenheid
Wit of witte taaleenheid
Klein of kleine taaleenheid
Rood of rode taaleenheid
Dik of dikke taaleenheid
Oud of oude taaleenheid
Goed of goede taaleenheid
Wat rijmt er op taaleenheid
Elk of elke: Elke taaleenheid
Aanwijzend voornaamwoord: Die taaleenheid
Bezittelijk voornaamwoord: Onze taaleenheid
Wat rijmt er op taaleenheid
Buigings-e:
Mooi of mooie taaleenheid
Groot of grote taaleenheid
Half of halve taaleenheid
Grappig of grappige taaleenheid
Leeg of lege taaleenheid
leuk of leuke taaleenheid
Vet of vette taaleenheid
Snel of snelle taaleenheid
Wit of witte taaleenheid
Klein of kleine taaleenheid
Rood of rode taaleenheid
Dik of dikke taaleenheid
Oud of oude taaleenheid
Goed of goede taaleenheid
Wat rijmt er op taaleenheid
Elk of elke: Elke taaleenheid
Aanwijzend voornaamwoord: Die taaleenheid
Bezittelijk voornaamwoord: Onze taaleenheid
Wat rijmt er op taaleenheid
Oefening van de dag