De of het braaksel?
Het braaksel
Is het de of het braaksel
In de Nederlandse taal gebruiken wij het braaksel.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: vomit
Deutsch: erbrechen | Bekijk of het der of die erbrechen is.
Français: vomi | Bekijk of het Le o La vomi is.
Jou of jouw: jouw braaksel
Buigings-e:
Mooi of mooie braaksel
Groot of grote braaksel
Half of halve braaksel
Grappig of grappige braaksel
Leeg of lege braaksel
leuk of leuke braaksel
Vet of vette braaksel
Snel of snelle braaksel
Wit of witte braaksel
Klein of kleine braaksel
Rood of rode braaksel
Dik of dikke braaksel
Oud of oude braaksel
Goed of goede braaksel
Wat rijmt er op braaksel
Elk of elke: Elk braaksel
Aanwijzend voornaamwoord: Dat braaksel
Bezittelijk voornaamwoord: Ons braaksel
Wat rijmt er op braaksel
afbraaksel - uitbraaksel -
Buigings-e:
Mooi of mooie braaksel
Groot of grote braaksel
Half of halve braaksel
Grappig of grappige braaksel
Leeg of lege braaksel
leuk of leuke braaksel
Vet of vette braaksel
Snel of snelle braaksel
Wit of witte braaksel
Klein of kleine braaksel
Rood of rode braaksel
Dik of dikke braaksel
Oud of oude braaksel
Goed of goede braaksel
Wat rijmt er op braaksel
Elk of elke: Elk braaksel
Aanwijzend voornaamwoord: Dat braaksel
Bezittelijk voornaamwoord: Ons braaksel
Wat rijmt er op braaksel
afbraaksel - uitbraaksel -
Oefening van de dag