De of het werkinstruktie?
De werkinstruktie
Is het de of het werkinstruktie
In de Nederlandse taal gebruiken wij de werkinstruktie.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: werkinstruktie
Jou of jouw: jouw werkinstruktie
Buigings-e:
Mooi of mooie werkinstruktie
Groot of grote werkinstruktie
Half of halve werkinstruktie
Grappig of grappige werkinstruktie
Leeg of lege werkinstruktie
leuk of leuke werkinstruktie
Vet of vette werkinstruktie
Snel of snelle werkinstruktie
Wit of witte werkinstruktie
Klein of kleine werkinstruktie
Rood of rode werkinstruktie
Dik of dikke werkinstruktie
Oud of oude werkinstruktie
Goed of goede werkinstruktie
Wat rijmt er op werkinstruktie
Elk of elke: Elke werkinstruktie
Aanwijzend voornaamwoord: Die werkinstruktie
Bezittelijk voornaamwoord: Onze werkinstruktie
Wat rijmt er op werkinstruktie
Buigings-e:
Mooi of mooie werkinstruktie
Groot of grote werkinstruktie
Half of halve werkinstruktie
Grappig of grappige werkinstruktie
Leeg of lege werkinstruktie
leuk of leuke werkinstruktie
Vet of vette werkinstruktie
Snel of snelle werkinstruktie
Wit of witte werkinstruktie
Klein of kleine werkinstruktie
Rood of rode werkinstruktie
Dik of dikke werkinstruktie
Oud of oude werkinstruktie
Goed of goede werkinstruktie
Wat rijmt er op werkinstruktie
Elk of elke: Elke werkinstruktie
Aanwijzend voornaamwoord: Die werkinstruktie
Bezittelijk voornaamwoord: Onze werkinstruktie
Wat rijmt er op werkinstruktie
Oefening van de dag