De of het shampoing?
De shampoing
Is het de of het shampoing
In de Nederlandse taal gebruiken wij de shampoing.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: shampooing
Jou of jouw: jouw shampoing
Buigings-e:
Mooi of mooie shampoing
Groot of grote shampoing
Half of halve shampoing
Grappig of grappige shampoing
Leeg of lege shampoing
leuk of leuke shampoing
Vet of vette shampoing
Snel of snelle shampoing
Wit of witte shampoing
Klein of kleine shampoing
Rood of rode shampoing
Dik of dikke shampoing
Oud of oude shampoing
Goed of goede shampoing
Wat rijmt er op shampoing
Elk of elke: Elke shampoing
Aanwijzend voornaamwoord: Die shampoing
Bezittelijk voornaamwoord: Onze shampoing
Wat rijmt er op shampoing
Buigings-e:
Mooi of mooie shampoing
Groot of grote shampoing
Half of halve shampoing
Grappig of grappige shampoing
Leeg of lege shampoing
leuk of leuke shampoing
Vet of vette shampoing
Snel of snelle shampoing
Wit of witte shampoing
Klein of kleine shampoing
Rood of rode shampoing
Dik of dikke shampoing
Oud of oude shampoing
Goed of goede shampoing
Wat rijmt er op shampoing
Elk of elke: Elke shampoing
Aanwijzend voornaamwoord: Die shampoing
Bezittelijk voornaamwoord: Onze shampoing
Wat rijmt er op shampoing
Oefening van de dag