De of het muntstukje?
Het muntstukje
Is het de of het muntstukje
In de Nederlandse taal gebruiken wij het muntstukje.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: coin
Jou of jouw: jouw muntstukje
Buigings-e:
Mooi of mooie muntstukje
Groot of grote muntstukje
Half of halve muntstukje
Grappig of grappige muntstukje
Leeg of lege muntstukje
leuk of leuke muntstukje
Vet of vette muntstukje
Snel of snelle muntstukje
Wit of witte muntstukje
Klein of kleine muntstukje
Rood of rode muntstukje
Dik of dikke muntstukje
Oud of oude muntstukje
Goed of goede muntstukje
Wat rijmt er op muntstukje
Elk of elke: Elk muntstukje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat muntstukje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons muntstukje
Wat rijmt er op muntstukje
Buigings-e:
Mooi of mooie muntstukje
Groot of grote muntstukje
Half of halve muntstukje
Grappig of grappige muntstukje
Leeg of lege muntstukje
leuk of leuke muntstukje
Vet of vette muntstukje
Snel of snelle muntstukje
Wit of witte muntstukje
Klein of kleine muntstukje
Rood of rode muntstukje
Dik of dikke muntstukje
Oud of oude muntstukje
Goed of goede muntstukje
Wat rijmt er op muntstukje
Elk of elke: Elk muntstukje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat muntstukje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons muntstukje
Wat rijmt er op muntstukje
Oefening van de dag