De of het fietsdag?
De fietsdag
Is het de of het fietsdag
In de Nederlandse taal gebruiken wij de fietsdag.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: cycling day
Deutsch: Radtag | Bekijk of het der of die Radtag is.
Français: jours de vélo | Bekijk of het Le o La jours de vélo is.
Jou of jouw: jouw fietsdag
Buigings-e:
Mooi of mooie fietsdag
Groot of grote fietsdag
Half of halve fietsdag
Grappig of grappige fietsdag
Leeg of lege fietsdag
leuk of leuke fietsdag
Vet of vette fietsdag
Snel of snelle fietsdag
Wit of witte fietsdag
Klein of kleine fietsdag
Rood of rode fietsdag
Dik of dikke fietsdag
Oud of oude fietsdag
Goed of goede fietsdag
Wat rijmt er op fietsdag
Elk of elke: Elke fietsdag
Aanwijzend voornaamwoord: Die fietsdag
Bezittelijk voornaamwoord: Onze fietsdag
Wat rijmt er op fietsdag
Buigings-e:
Mooi of mooie fietsdag
Groot of grote fietsdag
Half of halve fietsdag
Grappig of grappige fietsdag
Leeg of lege fietsdag
leuk of leuke fietsdag
Vet of vette fietsdag
Snel of snelle fietsdag
Wit of witte fietsdag
Klein of kleine fietsdag
Rood of rode fietsdag
Dik of dikke fietsdag
Oud of oude fietsdag
Goed of goede fietsdag
Wat rijmt er op fietsdag
Elk of elke: Elke fietsdag
Aanwijzend voornaamwoord: Die fietsdag
Bezittelijk voornaamwoord: Onze fietsdag
Wat rijmt er op fietsdag
Oefening van de dag