De of het beestje?
Het beestje
Is het de of het beestje
In de Nederlandse taal gebruiken wij het beestje.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: insect
Deutsch: Insekt | Bekijk of het der of die Insekt is.
Français: insecte | Bekijk of het Le o La insecte is.
Jou of jouw: jouw beestje
Buigings-e:
Mooi of mooie beestje
Groot of grote beestje
Half of halve beestje
Grappig of grappige beestje
Leeg of lege beestje
leuk of leuke beestje
Vet of vette beestje
Snel of snelle beestje
Wit of witte beestje
Klein of kleine beestje
Rood of rode beestje
Dik of dikke beestje
Oud of oude beestje
Goed of goede beestje
Wat rijmt er op beestje
Elk of elke: Elk beestje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat beestje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons beestje
Wat rijmt er op beestje
beestjebeestje - liefeheersbeestje - onzelieveheersbeestje -
Buigings-e:
Mooi of mooie beestje
Groot of grote beestje
Half of halve beestje
Grappig of grappige beestje
Leeg of lege beestje
leuk of leuke beestje
Vet of vette beestje
Snel of snelle beestje
Wit of witte beestje
Klein of kleine beestje
Rood of rode beestje
Dik of dikke beestje
Oud of oude beestje
Goed of goede beestje
Wat rijmt er op beestje
Elk of elke: Elk beestje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat beestje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons beestje
Wat rijmt er op beestje
beestjebeestje - liefeheersbeestje - onzelieveheersbeestje -
Oefening van de dag